“Het is onmogelijk om muziek te voelen zoals dat eeuwen geleden was; het verschil tussen geluid en stilte was anders.”

Ibercamera sluit het seizoen af met de introductie van een nieuwe podiumervaring: een Tsjechische dirigent die jarenlang het Praags Radio Orkest leidde en nu chef-dirigent is van het Wiener Symphoniker. Hij won meteen het respect van de musici en het publiek. Het is het Spaanse debuut van Petr Popelka (Praag, 1986), van wie gezegd wordt dat hij eeuwenoude stukken kan laten klinken alsof het absolute premières zijn. En daar is wel wat van te merken als je naar hem luistert in Concert nr. 3 van Beethoven, tijdens de finale van het Pianoconcours in het Konzerthaus. Op 4 juni komen ze aan in L'Auditori in Barcelona (de volgende dag in Madrid), met een programma voor het 125-jarig jubileum van de Wiener Symphoniker: de wals Dynamiden van Josef Strauss; de suite uit Der Rosenkavalier van R. Strauss en het Vioolconcert van Mendelssohn, met Renaud Capuçon als solist.
Lees ookHoe zag de Weense mythe eruit voor een jonge muzikant uit Praag, die geboren was in de USSR?
Ik was vier jaar oud toen de Fluwelen Revolutie plaatsvond. Ik groeide dus op in een vrije wereld. Maar ik kan me mijn eerste keer in Wenen nog goed herinneren. Ik bezocht de Musikverein, het Konzerthaus en de Staatsoper. Het was iets heel bijzonders, net zoiets als naar de Berliner of Münchner Philharmoniker gaan. Ik voel mij zeer vereerd dat ik deel uit mag maken van de lange geschiedenis van dit orkest.
Er wordt wel eens gezegd dat je een werk kunt benaderen alsof het compleet nieuw is...
Ik probeer de partituur vanuit het perspectief van de componist te bekijken en elke beslissing die in het creatieve proces wordt genomen, te analyseren. Ik let op vorm, structuur, instrumentatie, contrapunt en harmonie. Het zijn allemaal elementen die met elkaar verbonden zijn. En ook al zijn het stukken die ik al vaak heb uitgevoerd, ik zoek in de partituur naar een nieuw perspectief en naar verbanden die ik nog niet eerder ben tegengekomen.
Maar nu willen we zelfs de manier waarop de muzikanten in hun kleding bewegen, reproduceren.
Natuurlijk is het belangrijk om te weten wat de omstandigheden waren in die tijd en welke instrumenten ze gebruikten, maar we kunnen niet weten welk tempo ze kozen, omdat hun tijdsbeleving anders was. Tegenwoordig is er overal muziek, in de badkamer van een hotel of in de lift. In de tijd van Beethoven was er alleen livemuziek. Het verschil tussen geluid en stilte was totaal anders. Tegenwoordig gaat de tijd veel sneller. Het is dus bijna onmogelijk om muziek op dezelfde manier te ervaren als eeuwen geleden. En ik weet niet of dat goed of slecht is. Het mooie aan muziek is dat het zo universeel is dat het ook vandaag de dag nog tot ons spreekt. Natuurlijk probeer ik een aantal praktische zaken in de voorstelling te brengen, maar uiteindelijk is het de structuur van het stuk die voor mij het meest tot zijn recht komt, de ontwikkeling van de taal van de componist. En ik probeer het naar vandaag te vertalen, omdat het mijn tijd is.
Wij zijn totaal anders dan de Wiener Philharmoniker; Het Symfonieorkest werd opgericht om het grote publiek te trekken en speelde veel nieuwe muziek.”
Mensen zijn bekend met het merk Wiener Philharmoniker, het Staatsoperorkest dat vooral bekend is om zijn nieuwjaarsconcerten en uitgebreide tournees met zijn glamoureuze, maar toch heel traditionele programma's. Welk merk moet u als directeur van de Wiener Symphoniker verdedigen?
Wij hebben onze eigen visie. Toen de vereniging in 1900 werd opgericht, was het doel om zoveel mogelijk mensen kennis te laten maken met muziek. En ze speelden zoveel nieuwe muziek... met connecties met Schönberg, Korngold, Zemlinsky... het was allemaal heel krachtig. Ze probeerden hun programma's zo groot en sprankelend te maken dat ze een groot publiek zouden trekken. Wij zijn totaal anders dan de Wiener Philharmoniker.
En Praag verlaten om in Wenen te gaan werken... was dat een groot contrast?
Ja, want in Praag waren er veel verplichtingen en producties voor de radio. In Wenen zenden we vaak uit, maar dat is niet verplicht; het is een compleet andere orkeststructuur.
De contrabas was een heel interessant instrument om in een orkest te bespelen, omdat je altijd verbonden bent met de harmonie.”
Hij maakte zijn debuut als dirigent in Spanje, maar speelde daarvoor als contrabassist bij de Staatskapelle Dresden. Het komt niet vaak voor dat een contrabassist uiteindelijk dirigent wordt. Welk perspectief had je vanuit die positie op het orkest?
Het beste perspectief heb je met de paukenspeler, die alles kan zien en volgen. Maar de contrabas was een heel interessant instrument om in een orkest te bespelen, omdat je altijd verbonden bent met de harmonie en de partituur analyseert vanaf de laagste noot. En zelfs als je de melodie niet speelt, ben je er toch altijd mee verbonden via de harmonie. En het is ook heel belangrijk: jij bepaalt het ritme, jij geeft de timing aan, zonder jou kan het orkest niet beginnen.
Mis je hem?
Nee, ik mis het kamermuziek spelen wel, maar na tien jaar is er een nieuw hoofdstuk aangebroken.
Hoe sta je in relatie tot muzikanten? Heb je het gevoel dat je zijn vriend moet zijn of dat je jezelf moet beschermen?
Om te beginnen moet je authentiek zijn. Het eerste wat muzikanten merken, is of je je anders voordoet dan je bent, of iets verbergt. Als je grappig probeert te zijn, prikken ze er meteen doorheen. Het zijn collega's, met sommigen zijn we vrienden, met anderen zijn we gewoon collega's... er zijn er veel. Maar als je een rol wilt spelen of afstand wilt houden, heeft dat geen zin. Iedereen moet op zijn eigen authentieke manier met mensen omgaan.
lavanguardia